Als ik aan een boek schrijf, beleef ik het meeste plezier aan het schrijven van de spannende en soms ook heftige stukken. Passages die ik vaak al vanaf het eerste begin in beeld voor me zie, waar ik de dialogen al in grote lijnen van uitdenk en waarvan ik er echt naartoe leef om ze uit te schrijven. Neem bijvoorbeeld de achtervolging op het kerkhof in Een nieuw begin, de proloog van Uitgeschakeld waarbij twee ouders hun dochter met doorgesneden polsen in bad aantreffen en het begin van Zwarte ziel waar twee tieners een gruwelijke vondst in de Maas doen. Heftige scènes en ik zit ze vol enthousiasme te schrijven aan mijn bureautje. Wat zegt dat over mij? Maakt dat mij een monster?
De oorzaak van mijn vraagstuk is dat lezers mij soms benaderen over specifieke passages of onderwerpen uit mijn boeken. Onlangs nog liet iemand mij weten een echte dierenvriend te zijn en toch wel moeite te hebben met een bepaalde scène uit Een nieuw begin. Wilde ik Jennifer soms breken?
En een tijdje terug alweer deed Zwarte ziel mee in een leesclub en stelde een van de deelneemsters mij de vraag hoe ik de meisjes die het slachtoffer vonden aan hun lot kon overlaten en hoe ik aan het walgelijke idee van het zagen in een kind kwam. Ouch…
Ik merk dat ik me door zo’n opmerking of vraag dan toch ergens persoonlijk aangevallen voel. Want dat zagen in een kind walgelijk, luguber en vreselijk is, staat uiteraard ook voor mij buiten kijf. Het raakt me dan dat iemand denkt dat dat voor mij anders is en de eigenlijke boodschap van mijn boek niet overkomt.
En dierenvriend? Ik kan geen beelden van de bosbranden en al het dierenleed in Australië zien, als ik iemand buiten zijn hond zie uitfoeteren dan moet ik heel hard op mijn tong bijten en ik zal eerlijk zijn, ik snotter nog steeds bij Bambi. En oja, ik ga ook al een aantal jaar niet meer op vakantie vanwege een niet nader te noemen roodharige viervoeter (Zmork, zmork, zmork). Dus tja, of ik een dierenvriend ben? Vul zelf maar in.
Kortom, ik vind mezelf op de meeste dagen best een aimabel mens en zoals ik al zei raakt het me dus als ik merk dat mensen denken dat wat ik schrijf, iets zegt over wie ik ben als persoon. Wat natuurlijk wel een beetje zo is, maar waar ook precies de moeilijkheid in ligt. Want waar houdt werkelijkheid op en begint fictie? In elk van mijn boeken zitten wel persoonlijke stukjes verwerkt. Neem bijvoorbeeld de pindakaasdiscussie tussen Jennifer en Ricardo in Uitgeschakeld. Mijn man is – net als Ricardo – fan van pindakaas en ik vind het – net als Jennifer – vreselijk ‘meuren’. Een onschuldige anekdote, maar zo zitten er bewust en onbewust in elk van mijn boeken situaties en opvattingen uit mijn echte leven. Voor mij een weet welke dat zijn, voor de lezer de vraag.
Pindakaas dus wel. Maar een moord plegen? Nou, eh… vandaag even niet. Maar waarom geniet ik dan eigenlijk zo van het schrijven van spannende verhalen (lees moord en doodslag) en waarom lees jij ze als lezer graag? En dan de bloederige hamvraag: wie is er dan eigenlijk het monster van ons twee?
“We make up horrors, to help us cope with the real ones”
Deze quote van Stephen King, een van mijn favoriete auteurs, kwam ik een aantal jaren geleden tegen en dit verwoordt het voor mij heel mooi. Sommige zaken zijn zo gruwelijk en niet te bevatten, dat ze beter te verwerken zijn als het fictie is. Want, zoals ik in het nawoord van Zwarte ziel al schreef: de realiteit is altijd gruwelijker dan fictie ooit kan zijn.
De meesten van ons stappen graag in de achtbaan om de sensatie te voelen als het karretje ratelend en tergend langzaam omhoog kruipt, en genieten van de adrenaline die vrijkomt en de kriebels in de onderbuik als het in volle vaart naar beneden stort om vervolgens uit te komen in een misselijkmakende dubbele looping. We gillen en we genieten volop, zolang we er maar zeker van durven zijn dat het karretje op de rails blijft en we aan het einde van de rit weer veilig kunnen uitstappen. Het lezen en schrijven van een thriller is voor mij een beetje hetzelfde. Genieten van de spanning omdat ik weet dat het fictie is en wanneer ik het boek weer dichtsla de ellende ‘plop’ voorbij is. Misschien naïef en een vorm van struisvogelpolitiek, maar in mijn ogen niets mis mee. Evenals dat er niets mis mee is als mensen liever in de draaimolen gaan die gezapige rondjes draait terwijl er op de achtergrond vrolijke muziek speelt (oftewel thrillers lezen waarbij het hoogtepunt is als iemand met een panty gewurgd wordt).
Dat gezegd hebbende schud ik de opmerkingen weer van me af en ga ik me ongegeneerd richten op mijn nieuwe boek. En als jij me niet veroordeelt voor het schrijven, zal ik jou niet veroordelen voor het lezen. Deal? ?