Het verleden komt altijd terug

Kwelgeesten op de middelbare school, wie heeft daar geen beeld bij?
In Nooit meer alleen krijgt hoofdpersoon Emma met een paar flinke pestkoppen te maken en sinds het verschijnen van dit boek, dat me om meerdere redenen zo lief is, krijg ik regelmatig de vraag of ik vroeger misschien zélf met pestkoppen te maken heb gehad.
Mijn steevaste antwoord op die vraag is ‘nee’, maar ik besef steeds een beetje meer dat dat niet de waarheid is. Ik denk de laatste tijd namelijk vaker terug aan mijn persoonlijke kwelgeest uit die tijd dan goed voor me is…

Mijn kwelgeest kwam niet in de vorm van een of andere bully die mijn fietsbanden leeg liet lopen, me pootje haakte in de aula, me opwachtte na schooltijd of die andere bully-dingen deed.
De mijne kwam vermomd als een vriendelijk ogende man. Een man die ik ondanks het verstrijken van de tijd nog altijd zo voor me kan zien met zijn ietwat rossige haar en idem baardje en met het brilletje op zijn neus. Altijd gekleed in een fleurig overhemd boven een spijkerbroek, en naast zijn bureau steevast een bruine aktetas vol ellende. Meneer Krottje met dubbel ‘t’ was voor mij absoluut een kwelgeest van de bovenste plank. Voor vele anderen was hij gewoon de wiskundedocent.

Nadat meneer Krottje al drie en een half jaar lang vol goede moed trachtte me íets bij te brengen over formules, quotiënten, hoeken, schuine zijdes, x-en y-assen en andere termen waarvan ik compleet op tilt sloeg, probeerde hij tijdens de broodnodige bijles in 4 vwo nog één laatste keer tot me door te dringen. ‘Je moet niet zo in paniek raken van die termen, Angelique. Je moet eerst de taal van de wiskunde leren om het te kunnen begrijpen.’
De taal van de wiskunde? Ik zette nog net mijn passer niet rechtop in de tafel. Wat was dat nou weer, de taal leren? Ik was juist dol op taal! Nederlands, Engels, Frans, Duits en zelfs Russisch volgde ik met plezier (of nou ja, in elk geval niet met grote tegenzin), maar de táál van de wiskunde?
X = twee. Kunnen we het dan niet gewoon twee noemen? Meneer van Dalen wacht op antwoord kon ik nog begrijpen, want dat was een ezelsbruggetje in voor mij begrijpelijke taal, maar voor de rest snapte ik er geen parabool van. Ik probeerde meneer Krottje te overtuigen dat whatéver ik later ook ging doen in mijn leven, wiskunde er absoluut geen onderdeel van zou uitmaken. Totaal belachelijk dat ik de toepassing van de cosinusregel moest leren of hoe ik de inhoud van een cilinder moest berekenen. Compleet nutteloze martelpraktijken!
Dat was volgens mij het moment dat meneer Krottje het opgaf met mij. Hij glimlachte weemoedig en zei dat ik op een dag wiskunde echt nog wel eens nodig zou hebben.

Het was een dramatisch schooljaar waarin ik slechts één keer een voldoende voor het door mij zo grondig gehate vak wist te halen. En denk nu niet dat meneer Krottje stralend van trots het toetsblad met in de hoek een negen en een half gekrabbeld op mijn tafel legde. Ik zag aan zijn blik dat zijn wiskundige brein dit mirakel probeerde te verklaren. Hoe kon het dat zijn enfant terrible het hoogste cijfer van de klas had gehaald? Had ik de toets gestolen, bij iemand afgekeken misschien? Mijn vaste tafelmaatje zat met dramatische gebaren te brullen om de vier in zijn handen (ha, weet je ook eens hoe dat voelt!) en bijna iederéén had de toets slecht gemaakt, dus dat kon het niet zijn. Meneer Krottje snapte er niets van (ha, weet je ook eens hoe dat voelt!), maar ik wist zelf dondersgoed hoe het kwam: het onderwerp van deze toets was kansberekening. Oftewel, sommen lézen! Niet in wiskundige x-en en y-en,  maar in het Nederlands. Een taal die ik begreep!

Helaas kon mijn enige uitschieter me niet redden. Ik strandde dat jaar op de toen nog verplichte bèta vakken en besloot de havo te gaan doen waar ik deze vakken eindelijk mocht laten vallen. Halleluja! En eenmaal met dat diploma op zak, van wat door sommigen denigrerend een ‘pretpakket’ werd genoemd, leefde ik vijfentwintig jaar lang een ‘prettig’ leven, waarbij ik soms nog aan meneer Krottje en zijn uitspraak terugdacht. Zo van: ik dacht het mooi niet, meneer ‘taal van de wiskunde’. Kijk mij hier eens schoonheidsspecialiste worden en mijn eigen zaakjes regelen zónder de stelling van Pythagoras! En ook later, toen ik jaren op de financiële administratie werkte en Excel het lastige werk voor mij deed, kon ik me prima redden. En al helemaal de laatste jaren, tijdens het schrijven van mijn boeken denk ik vaak terug aan mijn oude wiskundedocent en hoe mijn thrillers een stuk spannender zijn dan zijn formules.

Maar toen, als donderslag bij heldere wiskundeloze hemel, kwam toch dat ‘told you so-moment’. Mijn dochter startte als brugpieper en zat al de eerste week in paniek naar haar wiskundeboek te staren. Ik herkende de glazige blik in haar ogen waarin de paralellogram van het papier weerspiegelde en ik begon bijna te hyperventileren toen ze vroeg: ‘Mam, kun je me alsjeblieft helpen?’ Een vraag die ik de afgelopen maanden door het verplichte thuisonderwijs meer dan eens heb gehoord.
Ook het overdragen van ‘slechte’ genen is een thema in Nooit meer alleen en helaas lijkt ook dat deels autobiografisch. Het ziet er naar uit dat mijn dochter mijn blinde vlek voor wiskunde geërfd heeft.
Dat betekent dat ik nu zo goed en zo kwaad als dat gaat – de lamme helpt de blinde – haar probeer te steunen in haar worstelingen met kruislings vermenigvuldigen, kwadraten en lineaire vergelijkingen, maar vaak nu al aan de kortste wortel trek. Dus ja, meneer Krottje krijgt na al die jaren gelijk: ik heb wiskunde nodig!

Spijtig dat het schoolsysteem na een kwart-eeuw nog steeds zo in elkaar steekt dat kinderen die de taal van de wiskunde niet begrijpen jarenlang getergd worden met het verplicht negeren van hun échte talenten en zich noodgedwongen moeten storten op miserabele voor hen niet op te lossen vraagstukken. Ik spreek inmiddels uit ervaring als ik zeg dat ze (als ze zelf geen kind krijgen met diezelfde wiskundeloze genen) het nooit meer nodig gaan hebben.

Ik hoop voor mijn dochter dat het bij haar toch mee blijkt te vallen met die genen. En zo niet, dan worden het pittige jaren maar kan ik haar in elk geval meegeven dat je ook zonder dat je een wiskundig genie bent best goed terecht kan komen. En meneer Krottje? Misschien wordt het tijd om hem na al die jaren niet langer als kwelgeest te zien. We spraken gewoon niet dezelfde taal…

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *